De plaats van de vreemdeling
Periode | 1979 |
Beschikbaar in archief | Beeld en Geluid |
Genre | Documentaire |
Decennia | 1970-1979 |
Lengte | 86 minuten |
Medium | televisie, 16mm |
Beschrijving
Filmmaker Rudolf van den Berg merkt dat mensen regelmatig ‘terloops’ bij hem informeren of hij een Jood is. Hij vraagt zich af waarom ze dit zo nodig willen weten. Hij besluit een film te maken over de 'Joodse identiteit'. Zijn speurtocht naar een ‘Joodse identiteit’ brengt Rudolf van den Berg bij Joodse rituelen, zoals de besnijdenis van een pasgeboren jongetje, een huwelijksceremonie (van het Joodse journalistenpaar Max van Weezel en Anet Bleich) en een eredienst in de synagoge. Omdat dit niet voldoende is om zijn punt te maken, ensceneert hij een antropometrisch onderzoek van een Joodse jongeman (Van den Bergs alter ego Robert-Jan Birkenfeld). Ook organiseert hij een rondetafelgesprek – compleet met kandelaar, kaarsen en kippensoep – waaraan Joden van verschillende generaties en met uiteenlopende visies over het Jodendom deelnemen.
Van den Bergs reis naar Israël levert andere belangrijke bouwstenen voor zijn betoog. Hij filmt onder andere Israëlische soldaten die met wapens en al een herdenkingscentrum bezoeken en daar met foto’s van de Holocaust geconfronteerd worden. Maar een Palestijn die ontdekt dat al zijn bezittingen zijn vernietigd, heeft evenzeer zijn aandacht. In het commentaar maakt Van den Berg zijn ambivalente houding tegenover Israël duidelijk.
Makers
Regie, scenario Rudolf van den Berg
Camera Theo van de Sande
Tweede camera Jochgem van Dijk
Camera-assistentie Jules van den Steenhoven, Peter Brugman
Geluid Menno Euwe, Erik Langhout
Montage: Ton de Graaff
Mixage: Erik Langhout, Ton de Graaff
Muziek: Louis Andriessen
Decoraanpassingen Appie Vermeeren
Scriptgirl Saskia Kouwenberg
Productie: Chris Brouwer, Willum Thijssen
Productieleiding Nederland Anna Oomens
Productiemaatschappij Movies Film Producties voor VPRO
Achtergrondinformatie
Uitgangspunt voor Rudolf van den Berg is dat hij weliswaar Joodse ouders heeft, maar zich geen Jood voelt. Dan nemen de Verenigde Naties in 1975 een resolutie aan, waarin het zionisme wordt veroordeeld als een vorm van racisme. Rationeel heeft Van den Berg begrip voor de strekking van de resolutie, toch heeft hij het gevoel ineens zelf in het beklaagdenbankje te zitten. Hij besluit daarom een film te maken over de vraag wat Joods-zijn inhoudt. Van den Berg dient een subsidieaanvraag in voor een lange documentaire, De plaats van de vreemdeling, die door het Ministerie van CRM wordt gehonoreerd.
Hoe controversieel het onderwerp van De plaats van de vreemdeling is, blijkt als twee deelnemers aan het rondetafelgesprek na het zien van de voorlopige versie een proces tegen de maker aanspannen. Zij zijn van mening dat de film ‘anti-Israëlisch’ is en eisen dat een deel van het rondetafelgesprek wordt gecoupeerd. De rechter stelt hen in het ongelijk. Vervolgens keert het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap zich tegen De plaats van de vreemdeling met als argument dat de film ‘uitermate kwetsend voor de Joodse gemeenschap in Nederland’ is. Minister Gardeniers van CRM geeft echter niet toe aan deze druk en benadrukt dat de film ‘geenszins kwetsend is èn dat van een anti-Israëlisch karakter geen sprake is’. De filmpers sluit zich unaniem bij deze mening aan.
Als De plaats van de vreemdeling op 11 maart 1979 door de VPRO wordt uitgezonden, roept de film veel minder reacties op dan verwacht.