Categorie:Weerpresentator

Uit B&G Wiki

Op 7 oktober 1951 wordt het weer voor het eerst op televisie gepresenteerd. Het blijkt een geliefd onderdeel van de programmering te zijn. Het weer komt via het visuele medium tot leven. Verder wordt het weer op televisie meer uitgelegd dan op de radio of in de krant.


Van 1951 tot 1968 - de weerman buiten beeld

De eerste paar jaar wordt het Weeroverzicht van het K.N.M.I. als los programma-onderdeel gezien en ook als zodanig aangekondigd in de kranten en tv-gidsen. Soms wordt het gebracht als onderdeel van een actualiteitenprogramma. Bij invoer van het NTS Journaal in 1956 komt het weerbericht er direct achteraan en uiteindelijk als onderdeel van de Journaal uitzending. Voor het weerbericht staat twee en een halve minuten, maar als de programma’s eerder op de avond korter uitpakken dan wordt de weerpresentator gevraagd om het verhaal te rekken zodat de verdere programmering weer uitkomt.

De eerste weerman in Nederland is Cor van der Ham, weerdienstleider van het KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut). In 1953 komt Joop den Tonkelaar erbij. Van 1951 tot 1968 zien kijkers vrijwel uitsluitend de arm en hand van de weerman in beeld, terwijl hij op de weerkaart tekent. Af en toe komt het puntje van zijn neus in beeld, en in het geval van Joop den Tonkelaar een stukje van zijn zwarte baard. Maar het weer is vooral het programma van “de hand”. In 1958 wordt kort overwogen de weerman in navolging van Duitsland, Engeland en België ook geheel in beeld te laten verschijnen, maar dit wordt slechts op feestdagen doorgevoerd. Den Tonkelaar legt in de Friese Koerier van 4 juli 1962 uit: “Het is de bedoeling dat het weerbericht wordt getekend door de onpersoonlijke hand van De Bilt: niemand van ons wil er de schuld van krijgen als het regent.”

“De hand” tekent op een landkaart van Nederland de depressies, pijltjes voor de windrichting, en wolkenbanken die met schuine streepjes worden opgevuld om een regenbui aan te duiden. Aanvankelijk wordt hiervoor een krijtje gebruikt, maar het piepend geluid leidt tot veel klachten van kijkers. In navolging van de Belgische weerman Armand Pien wordt overgestapt op een lippenstift (Boldootgranaat, kleur nummer 36) waarmee van onderaf getekend kan worden.

In de loop van de jaren vijftig en zestig zijn er meerdere weermannen (Cor van der Ham, Joop den Tonkelaar, H. Bijvoet, Jan van Raalte en Herman Buddingh). Den Tonkelaar is het meest populair, mede door zijn beeldende taal en zijn neiging de actualiteit in zijn weerpraatje te verwerken.

De weerman rijdt een uurtje voor uitzending van De Bilt naar de studio in Bussum. Een paar keer betekent dit dat er geen weerbericht op televisie verschijnt aangezien de weerman door gladheid of dichte mist niet op tijd in de studio aanwezig kan zijn.

In de televisiestudio staat een draaibare ezel klaar waarop de weerpresentator drie kaarten kan plaatsen. De weerkaart, in geel- en bruintinten, laat de weessituatie zien van vier uur ’s middags waaraan bijzonderheden tot een uur voor uitzending worden toegevoegd. Depressies, luchtdrukgebieden, regenzones en temperatuuraanduidingen worden door de weerman voorgetekend, onzichtbaar voor de camera. Tijdens de live uitzending wordt met de lippenstift hier overheen getekend. Dit voorkomt vergissingen tijdens de uitzending. Aangezien de lippenstift niet weggeveegd kan worden is deze voorbereiding niet onbelangrijk. De presentator oefent vervolgens zijn verhaal, aangezien deze met stelligheid moet worden gebracht. Een voordeel van het buitenbeeld presenteren is de mogelijkheid om te spieken op het tekstbriefje op de grond.

De taal van het weerbericht is vanaf het begin bewust eenvoudig gehouden, zodat alle kijkers het kunnen volgen. Een weertechnische term wordt eventueel uitgelegd als het belangrijk is voor het verhaal. Ook de aankleding en presentatie is sober, zeker in vergelijking met buitenlanden waar in badpak of regenmantel uitgedoste vrouwen het weer presenteren. In Nederland is de frivoliteit teruggebracht tot het typisch Hollandse weerhuisje dat voor aanvang van de weerpresentatie mag draaien. Verder alleen bij feestdagen of speciale gelegenheden wordt de presentatie aangepast. Joop den Tonkelaar wordt bijvoorbeeld populair met zijn weerpraatje op rijm op Sinterklaasavond.

Er wordt in de presentatie rekening gehouden met belangrijke gebeurtenissen in het land, zodat organisatoren en bezoekers weten hoe ze zich moeten kleden. Er wordt in vakantietijd meer verteld over het weer in het buitenland. In de winter van 1961-1962 is begonnen met berichten over het wintersport-weer.


1968 - 1983: geen weerpresentator bij het NOS Journaal

Jarenlang blijft het weerbericht vrijwel ongewijzigd, tot begin 1968. Op 13 maart presenteert Joop den Tonkelaar voor het laatst het weerbericht. Twee dagen later zien de kijkers het eerste weerbericht in nieuwe stijl. Aan het eind van het Achtuurjournaal van vrijdag 15 maart 1968 leest de nieuwspresentator buiten beeld het weerbericht voor terwijl er op het scherm weerkaarten verschijnen. Deze kaarten zijn kort daarvoor opgenomen bij het KNMI in De Bilt en doorgestraald naar de studio in Hilversum. Met cellofaanlagen worden de kaarten in stappen opgebouwd. De tekst wordt via de telex naar de studio doorgestuurd en nauwkeurig getimed zodat de nieuwspresentator deze in de uitzending kan voorlezen. Door deze nieuwe werkwijze is het mogelijk om iedere dag een actueel weerbericht te brengen, met uitzondering van zondag vanwege de beperkte personeelsbezetting. Tevens hoeven de meteorologen niet meer naar de studio te rijden. Slechts eenmaal wordt er opnieuw met een weerpresentator gewerkt: op Sinterklaasavond 1969 brengt Den Tonkelaar nog eenmaal het weerbericht in rijm.

In 1972 debuteert Jan Pelleboer op de radio, bij de Wereldomroep. Later presenteert hij ook voor Radio Noord en de TROS. In het programma Vijftig pop of een envelop geeft hij het weer telkens een rapportcijfer van 1 tot 10. Met zijn losse presentatie draagt hij veel bij aan het fenomeen "weerman" in Nederland.


De weerpresentator keert terug bij het televisienieuws

Op 7 januari 1983 keert de weerpresentator terug op de Nederlandse televisie, aanvankelijk eenmaal per week: tijdens het Journaal van half elf op de vrijdagavond. Han Mellink en Harry Otten worden hiervoor ingezet. Zij wisselen elkaar maandelijks af. In twee minuten vertellen zij lopend tussen vier manshoge, gezeefdrukte weerkaarten met magnetische symbolen hoe het weer van het komend weekeinde eruit zal zien. In tegenstelling tot hun voorgangers verschijnen de heren in beeld. Inhoudelijk wijkt de presentatiestijl echter nauwelijks af, maar nog meer dan hun voorgangers hebben ze zich te houden aan de sobere presentatiestijl van het NOS Journaal. Het verzoek om hun tekst van tevoren in te leveren bij de NOS leggen ze naast zich neer. Hun verhaal moet altijd aangepast kunnen worden op de actuele ontwikkelingen. De weerpresentator werkt altijd met een lijst met punten en vertelt het verhaal in eigen woorden, zonder autocue.

In 1984 wordt het weer vast onderdeel van het Journaal en daarvoor is uitbreiding van het presentatieteam noodzakelijk. John Bernard komt erbij, maar in 1986 vertrekken hij en Otten alweer. In de loop van de jaren tachtig komen Henk van Dorp, Frank Kroonenberg en Erwin Kroll het team versterken.

In 1989 debuteert Bernard bij de commerciële zender RTL4. Hij vervangt Heleen de Boer die na twee weken van de buis wordt gehaald. Bij RTL wordt het weer slechts aangekondigd tijdens het RTL Nieuws om als een apart programma terug te keren na een reclameblok, inclusief een bumper van de sponsor van het weerprogramma.

De NOS wil per 1 september 1990 het weerbericht op journalistieke wijze brengen met een presentator die in dienst is van de NOS zelf. Tot dit punt zijn alle presentatoren in dienst van het KNMI. Erwin Kroll wordt na een jaartje bij Fokker teruggevraagd om het leeuwendeel van de weerpresentaties op zich te nemen. Voor zijn collega’s rest enkel tachtig dagen per jaar en ze vertrekken uit onvrede. In de laatste dagen van augustus 1990 komt het enkele malen voor dat de nieuwspresentator het weerbericht moet voorlezen vanwege de afwezigheid van de weerpresentatoren. Vanuit het KNMI treedt Peter Timofeeff per 1 oktober 1990 op als achtervang.

In 1994 wordt het aantal weerberichten op de publieke zenders uitgebreid. Niet alleen in het de Journaals, maar ook in actualiteitenprogramma’s als 2Vandaag en Ontbijt TV. Om deze reden wordt het team van weerpresentatoren uitgebreid. Naast de heren Kroll, Timofeeff en Frans Elkhuizen verschijnen voor het eerst vrouwelijke weerpresentatoren bij de NOS, Mieke Klaassen en Monique Somers. Daarna blijft er altijd een team van vier of vijf weerpresentatoren die ingeroosterd worden. Bij dienst verzorgt één weerpresentator alle presentaties in het Journaal, het Jeugdjournaal, het Radio 1 Journaal en actualiteitenprogramma’s.


Technische ontwikkeling

Vanaf de jaren tachtig wordt de chromakey techniek gebruikt om achter de weerpresentator de weerkaarten en grafieken te projecteren. De presentator zelf staat voor een blauwe wand en ziet op monitoren net buiten beeld wat de kijkers ook zien. Hierdoor is het mogelijk om specifieke punten op een kaart aan te wijzen. De plaatjes worden door middel van een afstandsbediening door de presentator zelf gewisseld.

Vanaf begin jaren negentig wordt gebruik gemaakt van bewegende satellietbeelden. In 1997 wordt de Meteo Presenter geïntroduceerd. Met dit computersysteem kunnen de meteorologen zelf hun kaarten samenstellen, wat de voorbereidingen op de presentatie bespoedigt.

Bij de komst van het nieuwe Journaal-decor in 2005 wordt de chroma key wand ingeruild voor een groot scherm. Sinds 2012 gebruiken de weerpresentatoren bij de NOS een groot touchscreen waardoor de afstandsbediening niet langer nodig is.


Gallery

Bekijk ook de gallery.