Buizenontvanger

Uit B&G Wiki
Versie door Pvvledder (overleg | bijdragen) op 10 jan 2022 om 13:26
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De buizenontvanger of buizenradio is veel uitgebreider dan de kristalontvanger. Hij is veel gevoeliger dan de kristalontvanger. Zenders die zich ver van de radio bevinden kunnen nog ontvangen worden.

Het signaal dat door de antenne wordt opgevangen is zeer zwak. Nadat het gewenste signaal is uitgefilterd moet het duizenden keren worden versterkt om door een luidspreker te kunnen worden weergegeven. Een radiobuis is in principe een glazen fles zonder lucht waarin een constructie is aangebracht die in staat is zwakke elektrische stroompjes vele malen te versterken. Een elektrische stroom is niet meer dan het transport van elektronen van de ene plek naar de andere. Veel elektronen op weg betekent dus grote stroom, weinig elektronen kleine stroom. Op dit principe werkt ook de transistor.

de buis

In de radiobuis is een elektrode, de kathode, aangebracht die door een gloeidraadje wordt verwarmd. Omdat er een groot spanningsverschil bestaat tussen de kathode en de andere elektrode, de anode, maken elektronen zich los uit deze kathode om naar de anode te schieten. Zo ontstaat er een stroom in de buis. Deze stroom moet in het ritme van het te versterken zendersignaal worden veranderd om geluid te kunnen krijgen. Daarom is tussen de anode en kathode nog een elektrode aangebracht, het rooster. Dit rooster krijgt een bepaalde elektrische lading die verandert in het ritme van het signaal. Hierdoor wordt de elektronenstroom tussen de kathode en anode beïnvloed. Een klein beetje spanning kan dus zorgen dat een grotere stroom verandert. Het zendersignaal wordt zo versterkt.

Nu is één lamp in de radio te weinig want het radiosignaal moet diverse bewerkingen ondergaan. Zo moeten de zenders die heel dicht bij elkaar zitten goed van elkaar kunnen worden onderscheiden. De radio moet een grote selectiviteit bezitten. Daarom wordt het signaal in diverse fases steeds zuiverder uitgefilterd. Ook hiervoor zijn lampen nodig, elk met hun eigen karakteristiek. Aan het eind van de serie bewerkingen is het signaal zo sterk geworden dat een luidspreker kan worden aangestuurd waardoor we muziek en stemmen kunnen beluisteren.

Voor de radio geluid geeft na het inschakelen duurt het even omdat gloeidraden in de lampen op temperatuur moeten komen. Na het inschakelen komt de radio dus langzaam tot leven met op de achtergrond een heel zacht gebrom. Dat is het gevolg van het gebruik van de wisselstroom die we uit het elektriciteitsnet betrekken en pas na gelijkrichting gebruikt wordt.

groei

Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog, wordt het gebruik van radiobuizen steeds uitgebreider. De know-how van radiolampen was aanvankelijk nog militair geheim. Philips heeft desondanks de onderzoekingen en ontwikkeling ervan doorgezet. Door de technische uiteenzettingen van Jan Corver leggen steeds meer amateurs zich toe op het gebruik ervan. In Nederland is hierdoor de verkoop aan particulieren als eerste van de grond gekomen. Vanuit Den Haag verzorgt technicus Idzerda (volledige naam Hans Henricus Schotanus à Steringa Idzerda)al in 1919 met zijn zender PCGG een geregeld radioprogramma dat mag worden bestempeld als het eerste omroepprogramma. Een wereldprimeur. De uitvinding van de halfgeleidertechniek, transistor en IC's, betekent het einde van de buizenradio. Radiobuizen worden tegenwoordig nog wel gebruikt door radioamateurs en liefhebbers van oude techniek.