Continuous wave
Continuous wave
Vroege radiostations gebruiken de vonkzender om radio frequente trillingen te maken die door de antenne worden uitgestraald. De signalen die door deze vonkzenders worden geproduceerd bestaan uit korte pulsen van trillingen van een radiofrequentie die snel uitdoven tot nul, en worden gedempte trillingen genoemd. Door de snelle afname van de puls treedt elektromagnetische interferentie op die storing veroorzaakt op andere frequenties. Daarom worden de extreem breedbandige signalen van de vonkzender met een bandpass filter in het antenne circuit uitgefilterd. Door de eenvoudige opzet heeft dit filter vaak slechts een matig effect. Men gaat op zoek naar een oplossing van dit probleem. Wanneer de opbouw en afname van het signaal trager verloopt dan bij de vonkzender is de storende invloed kleiner.
Strikt genomen heeft een ongemoduleerde draaggolf geen bandbreedte en kan niet storend werken op andere frequenties, maar hij bevat ook geen informatie. Met een seinsleutel wordt de draaggolf aan en uitgeschakeld. Wanneer de draaggolf wordt ingeschakeld ziet het signaal er uit als een continue sinusgolf, waarvan de amplitude varieert tussen nul en de volledige hoogte. Het resulterende signaal, met een zeer smalle bandbreedte wordt tegenwoordig “continuous wave”, kortweg CW, genoemd. Dit signaal maakt het mogelijk dat verschillende stations dicht naast elkaar in dezelfde frequentieband kunnen werken zonder elkaar te storen. De eerste apparaten voor zenders die in staat zijn CW te produceren, zoals de Alexanderson generator en vacuümbuisoscillatoren komen na de Eerste Wereldoorlog op grote schaal beschikbaar. De eerste radiozenders kunnen niet worden gemoduleerd om spraak over te brengen en zodoende is de communicatie alleen mogelijk door het gebruik van CW radio-uitzendingen. Dit betekent dat men morsesignalen uitzendt. Lang nadat het mogelijk wordt gemoduleerde signalen zoals spraak en muziek uit te zenden blijft CW een veelgebruikte wijze van communicatie omdat dit het gebruik van eenvoudige zenders mogelijk maakt. De kleine bandbreedte van het signaal maakt het mogelijk zeer selectieve filters te gebruiken die stoorinvloeden verminderen die het ontvangen signaal anders zouden kunnen hinderen. Om aan de kant van de ontvanger het signaal hoorbaar te doen zijn moet er in de ontvanger een nieuwe frequentie worden opgewekt die met de ontvangen draaggolf wordt gemengd. Dit is het heterodyneprincipe. Deze frequentie wordt opgewekt door de BFO (Beat Frequency Oscillator). Hierdoor veranderen de ontvangen pulsen (onderbroken draaggolf) in hoorbaar geluid. Continuous wave radio wordt radiotelegrafie genoemd omdat het, net als de telegraaf, gebruik maakt van een eenvoudige schakelaar om morse code uit te zenden. Het verschil tussen de telegraaf en CW zit hier in dat in plaats van het aan en uitschakelen van de elektrische stroom in een draad, de schakelaar nu gebruikt wordt om het signaal van de zender aan en uit te schakelen. Deze vorm van communicatie wordt tegenwoordig nog door veel radiozendamateurs gebruikt. Behalve door radiozendamateurs worden morsesignalen ook nog gebruikt door bakens voor het luchtverkeer om zich te identificeren. Deze identificatiesignalen woren automatisch opgewekt zonder gebruik te maken van een seinsleutel.