TV-versierders bij Beeld en Geluid: verschil tussen versies

Uit B&G Wiki
 
(29 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
Dit is de tekst van het programma van het symposium over televisievormgeving georganiseerd door Beeld en Geluid op 31 oktober 2008:
[[TV-versierders bij Beeld en Geluid]] 
Symposium Televisievormgeving
31 oktober 2008
<br>


Vormgeving is beeldbepalend voor televisie en toch is naar de geschiedenis ervan nog maar weinig onderzoek gedaan. Beeld en Geluid wil met deze middag televisievormgeving onder de aandacht brengen en een impuls geven aan professionals, studenten en andere geïnteresseerden om zich te verdiepen in de geschiedenis van leaders, stationcalls en logo’s.
=====Deel 1=====
Pieter van der Heijden (directeur van de experience) introduceerde het symposium. Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid ziet het niet alleen als haar taak audiovisuele collecties te beheren, maar ook om deze aan een breed publiek te ontsluiten en te voorzien van context. Het organiseren van symposia, zoals TV-versierders, hoort dus ook bij de taak die Beeld en Geluid zich stelt. <br>
<br>[[Afbeelding:STVV-05.jpg|thumb|Pieter van der Heijden]]
Pieter van der Heijden gaf aan dat televisievormgeving een onderwerp is waar nog maar weinig onderzoek naar is gedaan,  terwijl in de depots prachtig grafisch en audiovisueel materiaal te vinden is. Dit symposium is dan ook bedoeld om het onderwerp eens in een voetlicht te plaatsen met de hoop dat professionals, studenten en anderen geïnteresseerd raken in de geschiedenis van leaders, stationcalls en logo’s. De hoge opkomst stemde wat dat betreft hoopvol. <br>
<br>
De gastheer [[Max Kisman]], zelf ook een audiovisueel ontwerper, introduceerde daarna de sprekers en de ontwerpers. <br>
<br>
[http://home.medewerker.uva.nl/e.e.cleven/ Esther Cleven] (sinds 2004 bijzonder hoogleraar Moderne typografie en grafische vormgeving aan de Universiteit van Amsterdam en conservator grafische vormgeving van het [http://www.graphicdesignmuseum.nl/ Graphic Design Museum in Breda]) gaf de eerste lezing. Ze ging in op de vraag waarom een aantal media (waaronder televisie, maar ook bijvoorbeeld reclame) niet of nauwelijks deel uitmaken van het canon van de Nederlandse grafische vormgeving. De GKf (Gebonden Kunsten federatie) heeft daar een grote rol in gespeeld. Door hun hoge idealistische eisen aan het lidmaatschap van ontstond er in het vakgebied van vormgeving een duidelijke scheiding tussen ‘goede’ grafische vormgeving (bijna vrij werk of kunst te noemen, vaak opdrachtgevers in de culturele sector en de overheid) en de ‘reclame’ (toegepaste vormgeving die dienstbaar is naar de opdrachtgever, vormgeving voor populaire cultuur en reclame). Cleven stelt dat een van de oorzaken is waarom televisievormgeving, net als reclamevormgeving en webdesign buiten de canon valt. <br>
<br>[[Afbeelding:STVV-12a.jpg|thumb|Esther Cleven]]
Daarna vroeg ze zich af in hoeverre er overeenkomsten zijn in historische ontwikkelingen tussen televisievormgeving en grafisch vormgeving. In de periode van 1920 (wanneer de meeste omroepverenigingen opgericht worden) tot de jaren vijftig zijn er veel overeenkomsten; voor emblemen (wat we nu logo’s zouden noemen) wordt een beeldtaal gebruikt die afgeleid is van de heraldiek. Er worden schilden, vaandels en leeuwen in de emblemen verwerkt. Vanaf de jaren zestig zijn er wat betreft de huisstijl en logo's duidelijke veranderingen. Ten eerste worden er pogingen gedaan om tot een huisstijl te komen; een eenduidige vormgeving voor de hele vereniging en ten tweede wordt daar een hele andere, veel duidelijkere stijl voor gebruikt. Ten derde worden logo’s bewegend gemaakt, met behulp van animatie, liefst op de maat van een herkenbare melodie. Vanaf het moment dat de grafiek gaat bewegen zou je kunnen stellen dat het vakgebied van televisievormgeving zich anders gaat ontwikkelen dan de grafische variant. Ook de mogelijkheid van driedimensionale computeranimatie wordt op televisie veel intensiever benut dan het geval is bij grafische vormgeving. Dat heeft te maken met het feit dat het medium televisie geen tweedimensionaal grafisch medium is. De mogelijkheid voor televisieontwerpers om naast beweging ook een ruimtelijke dimensie aan hun ontwerpen te geven, is dan ook een logische stap. <br>
<br>
De tweede spreker was [http://home.medewerker.uva.nl/c.j.forceville/ Charles Forceville] (docent Mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam). Vanuit de cognitieve linguïstiek bestudeert hij picturale metaforen in foto’s en bewegend beeld in reclame en andere populaire kunstvormen. Onlangs heeft hij een klein onderzoek gepubliceerd over reclamebumpers (op Nederland 1, 2 en 3) en hun veranderende rol als grensmarkeerders tussen publieke boodschap en reclame boodschappen. Zijn lezing was gebaseerd op dit onderzoek. <br>
<br>
Aan de hand van voorbeelden van reclamebumpers liet Forceville zien hoezeer deze zijn veranderd in de afgelopen decennia. In de jaren zeventig zwaaide Loeki de Leeuw gedag als het eind van het reclameblok in zicht was, de melodie van de openings- en eindebumper verschilden en de bumpers duurde lang; zo’n 10 seconden! In de loop van de jaren zijn reclamebumpers korter geworden, Loeki verdween en daarmee ook het duidelijke verschil tussen begin en eind bumper. Reclamebumpers hebben een tweede functie erbij gekregen: naast grensmarkeerders zijn ze nu ook onderdeel van de zenderstyling. En de hoeveelheid programma-promo’s tussen programma’s, reclameblok en ook binnen het reclameblok, is enorm toegenomen. Forceville concludeert dat reclamebumpers niet meer de functie hebben om het verschil tussen reclame en publieke boodschap te markeren, zoals in de wet en de reclamecode is vastgelegd, maar dat ze steeds meer ingezet worden om juist verwarring te scheppen over de grens tussen programma en reclame. <br>
<br>[[Afbeelding:STVV-14a.jpg|thumb|Charles Forceville]]
Met de zaal ontstond enige discussie na aanleiding van zijn lezing. Een werknemer van de RTL Creative merkte op dat zij ook heel erg die grenzen opzoeken; hoe stop je zoveel mogelijk promotie voor de zender of programma’s in de bumpers, maar dat dat wel volledig binnen de wet en de richtlijnen van de reclamecommissie gebeurd. Forceville antwoorde dat zo’n een strategie veel voordeel heeft, maar dat kijkers in verwarring worden gebracht omdat zij een moment twijfelen over welk script ze in moeten schakelen om hetgeen wat ze (gaan) zien te interpreteren. Voor de zender en reclamemakers een goede zaak, maar voor de kijker niet.
<br><br>


=====Deel 2=====
Na de pauze leidde [[Max Kisman]] het gesprek met de drie uitgenodigde ontwerpers: [[Jaap Drupsteen]], [[Rob van den Berg]] en [[Oskar Luyer]].
[[Afbeelding:STVV-20a.jpg|thumb|Max Kisman, Jaap Drupsteen, Rob van den Berg en Oskar Luyer]]
Unaniem waren ze in hun oordeel over televisievormgeving van nu; het ziet er erg goed en professioneel uit, maar je ziet maar weinig de persoonlijke signatuur van de ontwerper terug. <br>
Elke ontwerper heeft zo zijn eigen stokpaardje. [[Jaap Drupsteen]]’s carrière heeft zich vanaf 1965 toen hij bij de NTS grafische afdeling kwam werken steeds meer gefocust op de relatie tussen beeld en muziek. Hij begon die zoektocht als vormgever op televisie, later als vormgever/regisseur en nu is hij veejay. De carrière van [[Oskar Luyer]] verloopt eigenlijk in tegengestelde richting; hij begon juist tijdens zijn opleiding met veejayen en is vanaf midden jaren negentig steeds meer voor televisie gaan werken. [[Rob van den Berg]]’s stokpaardje zijn de infographics: de vormgeving die puur en alleen informatie overbrengt. Die fascinatie startte toen de Amiga computers hun intrede deden op de grafische afdeling van de NOS. Hij ontwierp op deze computer graphics voor vele spelletjes-, nieuws- en actualiteitenprogramma’s.
<br><br>


=====Tentoonstelling=====
[[Afbeelding:STVV-17a.jpg|thumb|Titelrol van Hans de Cocq]]
In het kader van het symposium werden ook enkele objecten uit de collectie van Beeld en Geluid vertoond.  Waaronder een tweetal apparaten die gebruikt werden voor het maken of in beeld brengen van televisievormgeving. Zo was er een klapstandaard te zien, deze werd gebruikt voor het opnemen van titelkaarten. Verder waren de incomplete overblijfselen van de Quantel Paintbox naar boven gebracht. Deze computer werd omstreeks 1986 door de NOS voor drie ton aangeschaft voor de televisievormgevers. Het was een revolutionair, maar lastig te bedienen apparaat waarop men bewegend beeld digitaal kon bewerken.
In de vitrinekasten was een kleine selectie uit het grafisch materiaal uit de collectie tentoongesteld. Het liet zien hoe gevarieerd het werk van televisieontwerpers is: er liggen onder andere storyboards van Jaap Drupsteen uit begin jaren zeventig voor de [[VPRO-televisievormgeving]], animatiemateriaal voor kinderprogramma’s van [[Henk Vermolen]] en [[Hans de Cocq]], bewegende titelkaarten voor een televisiecursus Frans en enkele van de honderden landkaarten die de NOS grafici jarenlang maakten voor het [[NOS Journaal]].
[[Afbeelding:STVV-31a.jpg|thumb|Titelrol van Ton Holst]]
Tijdens het symposium werden er vier titelrollen uitgerold en vertoond. Vanwege hun lengte en kwetsbaarheid worden deze rollen bijna nooit tentoongesteld. Na het eerste deel waren dat twee titelrollen in zwart-wit ontworpen door [[Hans de Cocq]], één rijkelijk geïllustreerde rol uit 1964 voor het programma ''[[K-wartaal]]'' en de aftiteling van een Sinterklaasprogramma (''[[Sinterklaas is jarig – Het zoekgeraakte boek]]'') uit 1968. Na afloop van het symposium werden twee titelrollen in kleur uitgerold van ontwerper [[Ton Holst]], de tweede grafisch ontwerper in dienst bij de Nederlandse Televisie Stichting. Dit waren de openingstitels voor ''[[Zeg maar Jacco]]'' uit 1965 en ''[[Een land waard om in te leven]]'' uit 1977.


=====GASTHEER/ GESPREKSLEIDER=====
=====Avondprogramma=====
[[Max Kisman]] ontwerpt voor alle media: drukwerk, internet en televisie. U kent wellicht zijn werk voor Wired magazine in San Francisco, zijn lettertypes uit de Holland Fonts type foundry, of zijn televisievormgeving voor de VPRO in de jaren negentig. Maar deze ontwerper mengt zich ook graag in de discussie over vormgeving, hij schrijft artikelen, geeft lezingen en les op verschillende academies. Daarom treedt hij deze middag op als gastheer van het symposium. In het tweede deel van het programma leidt hij het gesprek met de andere drie ontwerpers.  
Het avondprogramma sloot aan op het symposium met twee bijzondere vertoningen:
<br><br>
In ''TV Design: For Whom?'' (NOS, 1986) proberen ontwerper [[Frans Lasès]] en programmamaker [[Leo Akkermans]] erachter te komen wat het nut is van vormgeving op televisie. Hebben kijkers het in de gaten als de leader van het journaal weg gelaten wordt? Hoe herkenbaar zijn eigenlijk de logo’s die de omroepverenigingen gebruiken? De film werd ingeleid en nabesproken door Lasès met dezelfde tekst waarmee hij de film in 1986 op het congres presenteerde.
<br><br>
''[[The Flood]]'' (NOS, 1985) van [[Jaap Drupsteen]] laat zien hoe televisie er uit kan zien als ontwerpers hele programma’s maken in plaats van alleen de leader en de aftiteling. Igor Strawinski componeerde het muziekstuk ''The Flood'' in 1961-1962 speciaal voor televisie, maar eigenlijk vond hij dat concerten op televisie ‘een immense verveling’ waren om naar te kijken. Drupsteen visualiseerde Strawinski’s opera met een combinatie van grafiek, live-action en trucage. Dat resulteerde in een televisieproductie die Strawinski onmogelijk saai zou kunnen noemen en waarvoor Drupsteen in 1987 de prestigieuze televisieprijs [[Prix Italia]] ontving.
<br> <br>
De vertoning van ''[[The Flood]]'' werd vooraf gegaan door een fragment uit het retrospectief dat [[Renske Douwes Dekker]] in 2006 (VPRO/Geschiedenis) over het werk van de ontwerper maakte. Hierin komt Drupsteen aan het woord over de vele muziektheaterproducties die hij als vormgever en regisseur heeft gemaakt.  
<br><br>


=====SPREKERS=====  
=====Organisatie=====
Het symposium TV versierders is georganiseerd door het [http://www.beeldengeluid.nl Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid] en mogelijk gemaakt door [http://www.beeldenvoordetoekomst.nl Beelden voor de Toekomst]. Daarin werken het Filmmuseum, Beeld en Geluid, Kennisland, het Nationaal Archief, de Centrale Discotheek Rotterdam en de Vereniging van Openbare Bibliotheken samen aan het redden en ontsluiten van ons audiovisueel erfgoed.


Esther Cleven is sinds 2004 bijzonder hoogleraar Moderne typografie en grafische vormgeving aan de Universiteit van Amsterdam. Deze leerstoel wordt ondersteund door de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers. Hoofdinteresse van de leerstoel is het verbreden van de visies op de geschiedenis van (Nederlandse) grafische vormgeving. Daarnaast is zij conservator grafische vormgeving bij het in juni van dit jaar geopende Graphic Design Museum in Breda. 
[[Category: Televisievormgeving]]
Esther Cleven vraagt zich ten eerste af waarom televisievormgeving niet of nauwelijks deel uitmaakt van de canon van Nederlandse vormgeving. Daarna zal ze aan de hand van enkele voorbeelden verbanden leggen tussen de geschiedenis van grafische vormgeving en die van televisievormgeving.
 
Charles Forceville studeerde Engels aan de Vrije Universiteit Amsterdam en werkt als docent Mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam. Vanuit de cognitieve linguïstiek bestudeert hij picturale metaforen in foto’s en bewegend beeld in reclame en andere populaire kunstvormen.
Zijn lezing richt zich op de historische ontwikkeling van reclamebumpers en hun rol als ‘grensmarkeerders’ tussen publieke en commerciële boodschappen. Door de komst van commerciële televisie is de zendtijd waarin geen reclame of programma wordt uitgezonden alleen maar kostbaarder geworden. Welke strategieën ontwikkelde de publieke omroep om hiermee om te gaan en wat betekende het voor de mogelijkheid van omroepverenigingen om hun identiteit op televisie te visualiseren?
 
=====ONTWERPERS=====
In het gesprek met de drie ontwerpers zal de relatie tussen ontwerper en omroep centraal staan. Vragen die aan de orde zullen komen: Waarin verschilt het werken voor een omroep van andere opdrachtgevers? Is er een verschil tussen omroepvormgeving en de vormgeving van programma’s? Wat is met de komst van de netprofielen, de verzelfstandiging van het facilitair bedrijf van de NOS en de komst commerciële zenders veranderd?
 
[[Jaap Drupsteen]] (Studio Drupsteen) is sinds eind jaren zestig een pionier op het gebied van audiovisueel ontwerp. Via de grafische afdeling van de NTS kwam hij begin jaren zeventig terecht bij de VPRO waar hij de aankondigingen van de omroepster met bosje bloemen verving door humoristische videografische ‘signalen’ met telkens een prominente rol voor het VPRO-logo. Daarna volgden muziektheaterproducties en stationcalls voor onder andere de VARA en IKON. Jaap Drupsteen is ook bekend als ontwerper van de laatste serie Nederlandse Gulden biljetten, het Nederlandse paspoort en natuurlijk de kleurrijke glazen gevel van het Instituut voor Beeld en Geluid. 
 
[[Rob van den Berg]] (Beeldwerk) begon net als Jaap Drupsteen omstreeks 1965 bij de NTS als grafisch ontwerper met het maken van titelkaarten en titelrollen. In de periode bij de NTS (vanaf 1969 NOS) was hij betrokken bij een aantal belangrijke uitbreidingen die het werk van de televisievormgevers veranderde, zoals de introductie van kleurenzeefdruk, de elektronische trucage studio en de Amiga computer. Hij vertrok vlak voor de privatisering van het NOB in 1988 en startte met een aantal anderen bureau Beeldwerk. Rob van den Berg heeft onder andere stationcalls gemaakt voor RTL4 en de TROS en verder is hij verantwoordelijk voor de vormgeving van vele televisieprogramma’s, waaronder Per Seconde Wijzer, Twee voor Twaalf en Tien voor Taal.
 
[[Oskar Luyer]] is een van de ontwerpers van Captain Video,  een concept-, ontwerp- en productiestudio voor bewegend beeld in Amsterdam. Ze zijn gestart in 1994 als video-jockey's in clubs en discotheken. Inmiddels zijn ze uitgegroeid tot specialisten in de vakgebieden motion graphic design, montage, regie, 3D animatie en software-ontwikkeling. Captain Video heeft voor verschillende omroepen gewerkt, ze maakte bijvoorbeeld programmaleaders voor Pauw & Witteman en Andere tijden en ze zijn bekend als de makers van LowlandsTelevisie.
 
=====TENTOONSTELLING=====
Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid is niet alleen een archief voor bewegend beeld en geluid. Een aantal van de ondergrondse depots staan vol met professionele radio- en televisieapparatuur, rekwisieten, kostuums, televisie en radio ontvangers, ledengeschenken, zoals theelepeltjes, speldjes en vaantjes en andere objecten die te maken hebben met de geschiedenis van radio en televisie. Speciaal voor deze middag hebben we een kleine selectie materiaal uit de collectie tentoongesteld.
 
U kunt een tweetal apparaten zien die gebruikt werden voor het maken of in beeld brengen van televisievormgeving. Zo is er een klapstandaard te zien, deze werd gebruikt voor het opnemen van titelkaarten. Verder zijn de incomplete overblijfselen van de Quantel Paintbox naar boven gebracht. Deze computer werd omstreeks 1986 door de NOS voor drie ton aangeschaft voor de televisievormgevers. Het was een revolutionair, maar lastig te bedienen apparaat waarop men bewegend beeld digitaal kon bewerken.
 
In de vitrinekasten is een kleine selectie uit het grafisch materiaal uit onze collectie tentoongesteld. Het laat zien hoe gevarieerd het werk van televisieontwerpers is: er liggen onder andere storyboards van Jaap Drupsteen uit begin jaren zeventig voor de bekende VPRO signalen, animatiemateriaal voor kinderprogramma’s van Henk Vermolen en Hans de Cocq, bewegende titelkaarten voor een televisiecursus Frans en enkele van de honderden landkaarten die de NOS grafici jarenlang maakten voor het NOS Journaal.
 
Tijdens het symposium krijgt u ook de gelegenheid om vier titelrollen uit de collectie van Beeld en Geluid te bekijken. Vanwege hun lengte en kwetsbaarheid worden deze rollen bijna nooit tentoongesteld. Na het eerste deel van het symposium kunt u twee titelrollen in zwart-wit zien, waarvan één rijkelijk geïllustreerde rol van Hans de Cocq uit 1964. Van de andere rol, een aftiteling van een Sinterklaasprogramma uit 1968, uit de nalatenschap van regisseur Loet Steenbergen is de ontwerper niet bekend. Na afloop van het symposium worden twee titelrollen in kleur vertoond. Deze zijn ontworpen door Ton Holst, de eerste grafisch ontwerper in dienst bij de Nederlandse Televisie Stichting. U ziet de openingstitels voor Zeg maar Jacco uit 1965 en Een land waard om in te leven uit 1977.
 
 
=====AVONDPROGRAMMA=====
Het avondprogramma heeft twee bijzondere vertoningen:
 
In 'Tv Design: For Whom?' (NOS,1986) proberen ontwerper [[Frans Lasès]] en programmamaker [[Leo Akkermans]] erachter te komen wat nu eigenlijk het nut is van vormgeving op televisie. Hebben kijkers het in de gaten als de leader van het journaal weg gelaten wordt? Hoe herkenbaar zijn de logo’s die de omroepverenigingen gebruiken? Deze reportage werd oorspronkelijk gemaakt voor een (Engelstalig) congres in Keulen en is niet eerder voor Nederlands publiek vertoond. De film wordt ingeleid en nabesproken door Frans Lasès met dezelfde tekst waarmee hij de film in 1986 op het congres presenteerde.
 
[[The Flood]] (NOS, 1985) van [[Jaap Drupsteen]] laat zien hoe televisie er uit kan zien als ontwerpers hele programma’s maken in plaats van alleen de leader en de aftiteling. Igor Strawinski componeerde het muziekstuk “The Flood” in 1961-1962 speciaal voor televisie, maar eigenlijk vond hij dat concerten op televisie ‘een immense verveling’ waren om naar te kijken. Jaap Drupsteen visualiseerde Strawinski’s opera met een combinatie van grafiek, live-action en trucage. Dat resulteerde in een televisieproductie die Strawinski onmogelijk saai zou kunnen noemen en waarvoor Drupsteen in 1987 de prestigieuze televisieprijs ‘[[Prix Italia]]’ ontving.
 
De vertoning van THE FLOOD wordt vooraf gegaan door een fragment uit het retrospectief dat Renske Douwes Dekker in 2006 (VPRO/Geschiedenis) over het werk van de ontwerper maakte. Hierin komt Jaap Drupsteen aan het woord over de vele muziektheaterproducties die hij als vormgever en regisseur heeft gemaakt.

Huidige versie van 13 aug 2009 om 11:49

TV-versierders bij Beeld en Geluid Symposium Televisievormgeving 31 oktober 2008

Deel 1

Pieter van der Heijden (directeur van de experience) introduceerde het symposium. Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid ziet het niet alleen als haar taak audiovisuele collecties te beheren, maar ook om deze aan een breed publiek te ontsluiten en te voorzien van context. Het organiseren van symposia, zoals TV-versierders, hoort dus ook bij de taak die Beeld en Geluid zich stelt.


Pieter van der Heijden

Pieter van der Heijden gaf aan dat televisievormgeving een onderwerp is waar nog maar weinig onderzoek naar is gedaan, terwijl in de depots prachtig grafisch en audiovisueel materiaal te vinden is. Dit symposium is dan ook bedoeld om het onderwerp eens in een voetlicht te plaatsen met de hoop dat professionals, studenten en anderen geïnteresseerd raken in de geschiedenis van leaders, stationcalls en logo’s. De hoge opkomst stemde wat dat betreft hoopvol.

De gastheer Max Kisman, zelf ook een audiovisueel ontwerper, introduceerde daarna de sprekers en de ontwerpers.

Esther Cleven (sinds 2004 bijzonder hoogleraar Moderne typografie en grafische vormgeving aan de Universiteit van Amsterdam en conservator grafische vormgeving van het Graphic Design Museum in Breda) gaf de eerste lezing. Ze ging in op de vraag waarom een aantal media (waaronder televisie, maar ook bijvoorbeeld reclame) niet of nauwelijks deel uitmaken van het canon van de Nederlandse grafische vormgeving. De GKf (Gebonden Kunsten federatie) heeft daar een grote rol in gespeeld. Door hun hoge idealistische eisen aan het lidmaatschap van ontstond er in het vakgebied van vormgeving een duidelijke scheiding tussen ‘goede’ grafische vormgeving (bijna vrij werk of kunst te noemen, vaak opdrachtgevers in de culturele sector en de overheid) en de ‘reclame’ (toegepaste vormgeving die dienstbaar is naar de opdrachtgever, vormgeving voor populaire cultuur en reclame). Cleven stelt dat een van de oorzaken is waarom televisievormgeving, net als reclamevormgeving en webdesign buiten de canon valt.


Esther Cleven

Daarna vroeg ze zich af in hoeverre er overeenkomsten zijn in historische ontwikkelingen tussen televisievormgeving en grafisch vormgeving. In de periode van 1920 (wanneer de meeste omroepverenigingen opgericht worden) tot de jaren vijftig zijn er veel overeenkomsten; voor emblemen (wat we nu logo’s zouden noemen) wordt een beeldtaal gebruikt die afgeleid is van de heraldiek. Er worden schilden, vaandels en leeuwen in de emblemen verwerkt. Vanaf de jaren zestig zijn er wat betreft de huisstijl en logo's duidelijke veranderingen. Ten eerste worden er pogingen gedaan om tot een huisstijl te komen; een eenduidige vormgeving voor de hele vereniging en ten tweede wordt daar een hele andere, veel duidelijkere stijl voor gebruikt. Ten derde worden logo’s bewegend gemaakt, met behulp van animatie, liefst op de maat van een herkenbare melodie. Vanaf het moment dat de grafiek gaat bewegen zou je kunnen stellen dat het vakgebied van televisievormgeving zich anders gaat ontwikkelen dan de grafische variant. Ook de mogelijkheid van driedimensionale computeranimatie wordt op televisie veel intensiever benut dan het geval is bij grafische vormgeving. Dat heeft te maken met het feit dat het medium televisie geen tweedimensionaal grafisch medium is. De mogelijkheid voor televisieontwerpers om naast beweging ook een ruimtelijke dimensie aan hun ontwerpen te geven, is dan ook een logische stap.

De tweede spreker was Charles Forceville (docent Mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam). Vanuit de cognitieve linguïstiek bestudeert hij picturale metaforen in foto’s en bewegend beeld in reclame en andere populaire kunstvormen. Onlangs heeft hij een klein onderzoek gepubliceerd over reclamebumpers (op Nederland 1, 2 en 3) en hun veranderende rol als grensmarkeerders tussen publieke boodschap en reclame boodschappen. Zijn lezing was gebaseerd op dit onderzoek.

Aan de hand van voorbeelden van reclamebumpers liet Forceville zien hoezeer deze zijn veranderd in de afgelopen decennia. In de jaren zeventig zwaaide Loeki de Leeuw gedag als het eind van het reclameblok in zicht was, de melodie van de openings- en eindebumper verschilden en de bumpers duurde lang; zo’n 10 seconden! In de loop van de jaren zijn reclamebumpers korter geworden, Loeki verdween en daarmee ook het duidelijke verschil tussen begin en eind bumper. Reclamebumpers hebben een tweede functie erbij gekregen: naast grensmarkeerders zijn ze nu ook onderdeel van de zenderstyling. En de hoeveelheid programma-promo’s tussen programma’s, reclameblok en ook binnen het reclameblok, is enorm toegenomen. Forceville concludeert dat reclamebumpers niet meer de functie hebben om het verschil tussen reclame en publieke boodschap te markeren, zoals in de wet en de reclamecode is vastgelegd, maar dat ze steeds meer ingezet worden om juist verwarring te scheppen over de grens tussen programma en reclame.


Charles Forceville

Met de zaal ontstond enige discussie na aanleiding van zijn lezing. Een werknemer van de RTL Creative merkte op dat zij ook heel erg die grenzen opzoeken; hoe stop je zoveel mogelijk promotie voor de zender of programma’s in de bumpers, maar dat dat wel volledig binnen de wet en de richtlijnen van de reclamecommissie gebeurd. Forceville antwoorde dat zo’n een strategie veel voordeel heeft, maar dat kijkers in verwarring worden gebracht omdat zij een moment twijfelen over welk script ze in moeten schakelen om hetgeen wat ze (gaan) zien te interpreteren. Voor de zender en reclamemakers een goede zaak, maar voor de kijker niet.

Deel 2

Na de pauze leidde Max Kisman het gesprek met de drie uitgenodigde ontwerpers: Jaap Drupsteen, Rob van den Berg en Oskar Luyer.

Max Kisman, Jaap Drupsteen, Rob van den Berg en Oskar Luyer

Unaniem waren ze in hun oordeel over televisievormgeving van nu; het ziet er erg goed en professioneel uit, maar je ziet maar weinig de persoonlijke signatuur van de ontwerper terug.
Elke ontwerper heeft zo zijn eigen stokpaardje. Jaap Drupsteen’s carrière heeft zich vanaf 1965 toen hij bij de NTS grafische afdeling kwam werken steeds meer gefocust op de relatie tussen beeld en muziek. Hij begon die zoektocht als vormgever op televisie, later als vormgever/regisseur en nu is hij veejay. De carrière van Oskar Luyer verloopt eigenlijk in tegengestelde richting; hij begon juist tijdens zijn opleiding met veejayen en is vanaf midden jaren negentig steeds meer voor televisie gaan werken. Rob van den Berg’s stokpaardje zijn de infographics: de vormgeving die puur en alleen informatie overbrengt. Die fascinatie startte toen de Amiga computers hun intrede deden op de grafische afdeling van de NOS. Hij ontwierp op deze computer graphics voor vele spelletjes-, nieuws- en actualiteitenprogramma’s.

Tentoonstelling
Titelrol van Hans de Cocq

In het kader van het symposium werden ook enkele objecten uit de collectie van Beeld en Geluid vertoond. Waaronder een tweetal apparaten die gebruikt werden voor het maken of in beeld brengen van televisievormgeving. Zo was er een klapstandaard te zien, deze werd gebruikt voor het opnemen van titelkaarten. Verder waren de incomplete overblijfselen van de Quantel Paintbox naar boven gebracht. Deze computer werd omstreeks 1986 door de NOS voor drie ton aangeschaft voor de televisievormgevers. Het was een revolutionair, maar lastig te bedienen apparaat waarop men bewegend beeld digitaal kon bewerken. In de vitrinekasten was een kleine selectie uit het grafisch materiaal uit de collectie tentoongesteld. Het liet zien hoe gevarieerd het werk van televisieontwerpers is: er liggen onder andere storyboards van Jaap Drupsteen uit begin jaren zeventig voor de VPRO-televisievormgeving, animatiemateriaal voor kinderprogramma’s van Henk Vermolen en Hans de Cocq, bewegende titelkaarten voor een televisiecursus Frans en enkele van de honderden landkaarten die de NOS grafici jarenlang maakten voor het NOS Journaal.

Titelrol van Ton Holst

Tijdens het symposium werden er vier titelrollen uitgerold en vertoond. Vanwege hun lengte en kwetsbaarheid worden deze rollen bijna nooit tentoongesteld. Na het eerste deel waren dat twee titelrollen in zwart-wit ontworpen door Hans de Cocq, één rijkelijk geïllustreerde rol uit 1964 voor het programma K-wartaal en de aftiteling van een Sinterklaasprogramma (Sinterklaas is jarig – Het zoekgeraakte boek) uit 1968. Na afloop van het symposium werden twee titelrollen in kleur uitgerold van ontwerper Ton Holst, de tweede grafisch ontwerper in dienst bij de Nederlandse Televisie Stichting. Dit waren de openingstitels voor Zeg maar Jacco uit 1965 en Een land waard om in te leven uit 1977.

Avondprogramma

Het avondprogramma sloot aan op het symposium met twee bijzondere vertoningen:

In TV Design: For Whom? (NOS, 1986) proberen ontwerper Frans Lasès en programmamaker Leo Akkermans erachter te komen wat het nut is van vormgeving op televisie. Hebben kijkers het in de gaten als de leader van het journaal weg gelaten wordt? Hoe herkenbaar zijn eigenlijk de logo’s die de omroepverenigingen gebruiken? De film werd ingeleid en nabesproken door Lasès met dezelfde tekst waarmee hij de film in 1986 op het congres presenteerde.

The Flood (NOS, 1985) van Jaap Drupsteen laat zien hoe televisie er uit kan zien als ontwerpers hele programma’s maken in plaats van alleen de leader en de aftiteling. Igor Strawinski componeerde het muziekstuk The Flood in 1961-1962 speciaal voor televisie, maar eigenlijk vond hij dat concerten op televisie ‘een immense verveling’ waren om naar te kijken. Drupsteen visualiseerde Strawinski’s opera met een combinatie van grafiek, live-action en trucage. Dat resulteerde in een televisieproductie die Strawinski onmogelijk saai zou kunnen noemen en waarvoor Drupsteen in 1987 de prestigieuze televisieprijs Prix Italia ontving.

De vertoning van The Flood werd vooraf gegaan door een fragment uit het retrospectief dat Renske Douwes Dekker in 2006 (VPRO/Geschiedenis) over het werk van de ontwerper maakte. Hierin komt Drupsteen aan het woord over de vele muziektheaterproducties die hij als vormgever en regisseur heeft gemaakt.

Organisatie

Het symposium TV versierders is georganiseerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en mogelijk gemaakt door Beelden voor de Toekomst. Daarin werken het Filmmuseum, Beeld en Geluid, Kennisland, het Nationaal Archief, de Centrale Discotheek Rotterdam en de Vereniging van Openbare Bibliotheken samen aan het redden en ontsluiten van ons audiovisueel erfgoed.